Wateroverlast

Op gedraineerde percelen kan een hinderlijke waterlast optreden. Dit kan zich voordoen direct na de aanleg van drainage, maar ook na enkele jaren. Wat eveneens voorkomt is plasvorming op percelen nadat egalisatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd. Een dergelijke wateroverlast leidt nogal eens tot klachten over het functioneren van drainage. Dat de werkelijke oorzaak niet zonder meer te wijten is aan de drainage, is niet altijd eenvoudig te achterhalen. Er zijn een aantal oorzaken mogelijk.     

Bovengrond
Een oorzaak van wateroverlast kan zijn dat de bovengrond is verdicht. Dit kan zowel een kunstmatige oorzaak hebben, als van nature optreden. 

Kunstmatige verdichting
Een kunstmatige verdichting komt de laatste jaren steeds vaker voor. De oorzaak is veelal het steeds intensiever berijden van de percelen, met zwaardere lasten, onder voor de bovengrond kwetsbare omstandigheden. De kwetsbaarheid neemt daarbij toe naarmate er meer geploegd en geëgaliseerd is. Door het verschralen van de bovengrond en het onderwerken of vervallen van de zodelaag, is het “dempende”karakter van de zode verdwenen. Opnieuw inzaaien met een grassoort die niet tot de zodevormers behoort, vergroot de kans op structuurbederf nogal. Op kleigrond speelt daarbij de kans dat een zwaardere kleilaag in de nieuwe zode terechtkomt een belangrijke rol. Ook de afname van het organische stofgehalte in de zodelaag (0 tot 5cm) verkleint het “verende“ karakter van de zode. Uit bodemanalyses voor het bepalen van de bodemvruchtbaarheid, komt dit duidelijk naar voren. Op zware kleigrond moet bij egalisatiewerkzaamheden dan ook zoveel mogelijk de bovengrond worden bewaard. Een te groot verlies aan organische stof op verkneden van de bovenste centimeters. Bovendien moet bij een eventuele stagnatie van water op het maaiveld niet te snel “naar de ploeg worden gegrepen”. Indien mogelijk is inzaaien met zodevormers een belangrijk gegeven in het streven naar een nieuwe zode met  voldoende veerkracht. Door de eigenschap van zwel en krimp kan bij indrogen een natuurlijk herstel optreden.

Natuurlijke verdichting
Wanneer de bovengrond uit lemig zand bestaat, doet zich eveneens gemakkelijk plasvorming voor. Bij een open grasmat zal bij een intensieve regenbui de bovenste centimeters gemakkelijk dichtslaan en vervloeien. Anders dan bij kleigrond treedt hier geen zwel en krimp op. Een natuurlijk herstel verloopt dan ook veel trager dan op kleigrond, of zal in het geheel niet optreden.

Bodemopbouw
Het niet goed functioneren van drainage kan ook het gevolg zijn van een storing in de bodemopbouw.

Oorzaken
Van nature kan er een slecht doorlatende laag onder de drains voorkomen. Het gevolg hiervan is dat de aanvoer van water via de onderzijde van de drains stagneert. De drains zullen hierdoor dichter bij elkaar moeten liggen. Indien hiermee bij de aanleg van drainage geen rekening is gehouden, is er een reële kans op wateroverlast. Wanneer er een slecht doorlatende laag in het profiel boven de drains voorkomt, functioneert de drainage eveneens slecht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in veengrond, waarin één of meerdere lagen zware klei zijn opgesloten in de veenlaag. Deze zijn daar afgezet in fases tussen de veenvorming en hebben geen kans gehad te rijpen door insluiting in het vochtige veen. Deze kleilagen zijn soms slechts enkele centimeters dik, maar vormen een blijvende storing voor de verticale waterbeweging in de bodem.

Wanneer het profiel in haar geheel erg gelaagd is opgebouwd, is de verticale waterbeweging ook vaak verre van optimaal door wisselende capillaire eigenschappen van de bodemlagen. Dit kan het tijdelijk voorkomen van plassen op de percelen tot gevolg hebben. Ook het gehele profiel kan slecht doorlatend zijn. Komt er bijvoorbeeld reeds keileem boven de drains voor of begint de slecht gerijpte (slappe) kleiondergrond reeds boven de draindiepte, dan is de werking van drainage meestal slecht.